De schriftcultuur ter discussie

In Taalschrift, een digitale publicatie van de Taalunie, plaatste ik in mei 2012 een column die via Twitter en ook op Neder-L nogal wat rumoer veroorzaakte. Op drie punten wil ik graag nader ingaan.

Communiceren en in het leven staan
"Ik was en ben ervan overtuigd dat de wijze waarop je communiceert een spiegel is van de wijze waarop je in het leven staat"
Zelf ben ik opgegroeid binnen een mechanistisch wereldbeeld dat Dijksterhuis (1950) zo fraai heeft beschreven. Dit wereldbeeld beziet de werkelijkheid als een kenbare entiteit die gestructureerd en logisch in elkaar zit. Woorden die we hieraan koppelen, zijn hiërarchie, boomstructuur, lineariteit, top down, eenrichtingsverkeer, afspraken, en controle. Vooral controle. Vanaf de 19e eeuw hebben we onze samenleving volgens deze principes ingericht. Denk aan de politiek, het onderwijs en de rechtspraak. Ook latere instituties vertonen deze kenmerken, of nu denken aan de bibliotheek, het omroepbestel of de muziekindustrie.

Niet alleen instituties, ook ons leven in het Westen is gebaseerd op de mechanistische principes. De waarom-vraag is waarschijnlijk de meest gestelde en we gaan ervan uit dat een antwoord mogelijk is. Of het nu gaat om het neerstorten van een vliegtuig, het uitgaan van een relatie of het doodschieten van 77 mensen op een Noors eiland. We willen weten 'waarom' en is een redelijk antwoord niet mogelijk, dan spreken we graag van ontoerekeningsvatbaar.

Ook onze wijze van communiceren is een spiegeling van dit mechanistische wereldbeeld. Dat communiceren is voornamelijk gebaseerd op een schriftcultuur en minder op een orale cultuur, zoals die dominant was in de Oudheid. Dus is ons communiceren vooral gestructureerd, logisch en redelijk, lineair en conform gemaakte afspraken. Wie aan deze codes voldoet, hoort erbij. Intellectuele vaardigheden houden wij hoog in ons vaandel, zoals zoeken, vinden, analyseren en concluderen - let wel, vaardigheden die die alle voortkomen uit een schriftcultuur en die nauwelijks een rol spelen in een orale cultuur.

Aldus weerspiegelt onze schriftelijke vorm van communiceren niet alleen ons staan in de wereld, maar kan de schriftcultuur ook als een metafoor fungeren voor hoe wij in het Westen tegen de wereld aankijken, namelijk op mechanistische wijze.

Wanneer het bovenstaande hout snijdt, dan zouden samenlevingen waar de schriftcultuur niet [meer] dominant is, op een andere wijze in het leven moeten staan. In historisch perspectief is dat zeker waar. Zie bijvoorbeeld Jos de Mul, 1994. De tragische houding wordt vaak verbonden met de Oudheid, alwaar een orale cultuur dominant is. Zij bestaat er hierin dat wij niet anders kunnen dan het noodlot - dat noodzakelijk is - te ondergaan, het noodlot op ons te nemen. Als ik dan op noodlottige wijze, want onwetend, mijn vader heb vermoord, dan stel ik mijzelf daar volledig verantwoordelijk voor. Het is blijkbaar mijn eigen bestemming geweest. De tragisch houding accepteert het noodlot en probeert een noodlottige gebeurtenis op heroïsche wijze te integreren in het leven.
Hoe zit het nu anno 2012 met onze wijzen van communiceren? Tegenwoordig zien we een amalgaan van manieren van communiceren, waarin de klassieke schriftcultuur allang niet meer centraal staat. Denk aan straattaal, sms-taal, twitter, rap, TED-talks, prezi- en power point-presentaties, animaties, infographics en digitaal gemaakte filmpjes. Gestructureerde lineariteit is niet meer het leidende principe, maar associatieve simulariteit, waaraan we langzamerhand gewend geraken, bijvoorbeeld ook op televisie waar we geen moeite [meer] hebben met simultane informatiestromen van beeld, spraak, muziek, omgevingsgeluiden, ondertiteling, zenderinfo en splitscreen.
Behalve dat onze vormen van communiceren ingrijpend veranderen, observeren we dat ook instituties - zij het met moeite - de klassieke principes aan het loslaten zijn. Sterker nog, sommige instituties zien hun identiteit fundamenteel ter discussie staan, zoals het omroepsysteem, de bibliotheek en de muziekindustrie.
Instituties wankelen
"Inmiddels hoef ik niemand er meer van te overtuigen dat ons samenleven fundamenteel aan het veranderen is onder invloed van de digitalisering. De belangrijkste observatie lijkt mij te zijn, dat alle strak georganiseerde, hiërarchisch opgebouwde top-down instellingen wankelen en dat hun functies en verantwoordelijkheden langzaamaan worden overgenomen door netwerken."

De klassieke muziekketen van muziekmaatschappij, distributieketens en CD-winkel c.q. bibliotheek stond al vroeg in het internettijdperk fundamenteel ter discussie. Inmiddels neem je muziek op in een thuisstudio – vaak via je laptop - en de nummers plaats je op YouTube of bied je aan bij Spotify. Wil je toch een CD laten drukken, dan verzamel je het benodigde budget via crowdfunding en de distributie regel je zelf via de social media. Ook gevestigde artiesten zijn dat gaan inzien. Radiohead bijvoorbeeld nam al in 2007 de distributie van hun album In Rainbows in eigen hand volgens het Pay-What-You-Want principe.
Wat in de muziekindustrie al heeft plaatsgevonden, is inmiddels ook aan de hand in de boekenindustrie, in de zorgsector, de politiek, de bibliotheek en het onderwijs - en noemt u mij een institutie en bij nader inzien zult u beseffen dat klassieke functies en verantwoordelijkheden langzaamaan worden overgenomen door netwerken waarin de mensen zelf en de sociale media een belangrijke rol vervullen.

Marco Derksen visualiseerde de overgang van een top down samenleving naar een netwerk-samenleven op mooie wijze:












Eenzelfde iets constateer ik in de schriftcultuur die haar dominante positie aan het verliezen is ten gunste van verschillende communicatievormen.
 Spelling is niet meer heilig
"En waar ik vroeger met een rode pen spelfouten corrigeerde, zie ik de urgentie ervan steeds minder in. ‘Ik, Hans van Driel, die ooit spellingcorrectie als zijn levenstaak zag,’ mompel ik, de vorige zin herlezend."
Aan de schriftcultuur kleven normen en waarden die niet meer vanzelfsprekend zijn. De genoemde intellectuele vaardigheden die de schriftcultuur noodzaakte - zoeken en vinden, analyseren en concluderen - worden overgenomen door de computer of, zo u wilt, door instanties als Google. Het concept 'auteurschap' is niet meer eenduidig. Samenwerken aan documenten zoals bij Wikipedia het geval is, communicatie via websites, teams die een animatie produceren of een film of een infographic; verwijzen naar anderen, veelvuldig citeren - het auteurschap leggen bij 1 persoon is niet meer vanzelfsprekend.
De Literatuur heeft zich langzamerhand verdund tot een kleine incrowd-groep die wanhopig probeert zichzelf in stand te houden met boekenbals en prijzen, maar ze kan de teloorgang van haar kroonjuwelen niet meer stoppen. Het papieren boek, de boekhandel en de bibliotheek, ze zijn geen lang leven meer beschoren. De concurrentie van andere vormen van lering ende vermaak zaagt aan de poten van haar troon.
En zo gaat het ook met de spelling, dat systeem van afspraken dat om de zoveel jaar wordt gewijzigd. Waar ik vroeger nauwgezet het systeem van afspraken toepaste, ben ik - en ik niet alleen - inmiddels afgehaakt en pas ik bijvoorbeeld de tussen-n toe, zoals mij dat goeddunkt. Velen met mij in het onderwijs differentiëren momenteel als het om spelling gaat. Sms, twitter en msn zijn kanalen waar ik me inmiddels niet meer erger aan spellingfouten. Die ergernis is er nog wel bij officiële tekstsoorten, zoals de scriptie of een werkstuk en dan betreft het met name de werkwoordspelling. Maar tegelijkertijd zie ik het nut en de functie van deze tekstsoorten afkalven:
" [...] een TED-talk met een Prezi-presentatie op de achtergrond die een student verspreidt via Youtube, heeft langzaamaan mijn voorkeur boven een werkstuk dat in de la verdwijnt."
Wanneer mijn observaties juist zijn en onze samenleving inderdaad verschuift van een top down samenleving naar een netwerk-samenleven, dan breken er spannende tijden aan, ook voor diegenen die grote moeite hebben om los te laten. Zij zullen wel moeten, want onze samenleving is regelgeving moe geworden.